Waarin wordt verteld -zoals de titel al doet vermoeden- over de redenen waarom de klimaatcrisis niet ons grootste ecologische probleem is en waarom technologie ons niet zal redden, in een kort essay door Richard Heinberg, één van ’s werelds leidende experts op vlak van energie en de transitie naar een ‘post-carbon’ wereld. Een verhelderende tekst, warm aanbevolen voor iedereen die een beter begrip wenst omtrent de uitdagingen waar we voor staan.
"Het is niet zo dat klimaatverandering geen probleem is. Als symptoom is het een echte ramp. Er is nog nooit zoiets geweest en klimaatwetenschappers en klimaatorganisaties luiden terecht de noodklok. Maar ons falen om klimaatverandering in zijn context te zien kan onze ondergang worden."
Richard Heinberg
Richard Heinberg
Audio versie van deze blog post, voorgelezen door mezelf
Beste vrienden,
In deze reeks blogposts laat ik zoals beloofd een aantal leidende denkers en experts aan het woord over de convergentie van ecologische en andere crisissen waar we doorheen gaan.
In deze reeks posts ligt de nadruk op energie en grondstoffen, en het verband tussen enerzijds deze en anderzijds wat we 'ecologie' en ‘economie’ noemen. De bedoeling van deze reeks is onder meer om te helpen verduidelijken waarom het verhaal over eindeloze economische groei onhoudbaar is, waarom er niet zoiets bestaat als ‘groene groei’, waarom technologie niet alles kan oplossen, en waarom zaken als ‘hernieuwbare energie’ ons ook niet gaan redden (en zelfs niet echt bestaan).
Vorige keer gaf ik het woord aan Nate Hagens, in een twee uur durende keynote address over de ‘Grote Vereenvoudiging’. Deze en volgende keer is het de beurt aan Richard Heinberg.
Richard Heinberg is één van ’s werelds leidende experts op het vlak van de energietransitie. Hij is medeoprichter en senior fellow aan het Post Carbon Institute, een van de voornaamste ‘think-tanks’ omtrent de energietransitie. Ik had het al over Post Carbon Institute en de geaffilieerde site Resilience in de blog post ‘Wat te doen (Reprise)’. Beide sites zijn warm aanbevolen ‘resources’ met een schat aan informatie over alles wat de ecologische crisis en de energie-shift aangaat.
Heinberg is auteur van veertien boeken, waaronder
Power: Limits and Prospects for Human Survival (New Society, 2021)
Our Renewable Future: Laying the Path for One Hundred Percent Clean Energy, co-authored with David Fridley (Island Press, 2016; French edition 2019)
Afterburn: Society Beyond Fossil Fuels (New Society, 2015)
Snake Oil: How Fracking’s False Promise of Plenty Imperils Our Future (Post Carbon Institute, 2013; UK, Dutch, Spanish, and Romanian editions 2014)
The End of Growth: Adapting to Our New Economic Reality (New Society, 2011; UK, Chinese, Korean, Dutch, and French editions 2012; German and Spanish editions 2014)
In het onderstaande korte maar krachtige essay (vertaling door mezelf), legt Heinberg kernachtig uit waarom de klimaatcrisis niet ons grootste ecologische probleem is, iets wat ik ook sinds het begin van dit project probeer mee te geven, zie de essays ‘Laten we niet meer praten over de klimaatcrisis’, deel één en deel twee.
Zoals Nate Hagens legt Heinberg de nadruk op het systemische karakter van de convergentie van ecologische en andere crisissen, ook wel de ‘meta-crisis’ of de ‘poly-crisis’ genoemd. Pogingen om deze crisissen ‘op te lossen’ vanuit een beperkt denkkader dat enkel de ‘technische kwestie’ van broeikasgassen incalculeert, zijn gedoemd om te mislukken.
Maar ik zal er verder geen kanttekeningen bij plaatsen, aangezien dit essay voor zichzelf spreekt en ik er weinig aan toe te voegen heb. Het sluit nauw aan bij de boodschap van Nate Hagens in de vorige post.
Eén bedenking wel: Heinberg vernoemt een aantal keer overbevolking als één van de redenen van onze problemen. Er zijn echter goede argumenten om te stellen dat overbevolking maar zeer ten dele onze huidige overshoot veroorzaakt, gezien de extreme ongelijkheden in ecologische voetafdruk wereldwijd, bijvoorbeeld in de armere landen in het globale Zuiden vergeleken met mensen in de rijke industrielanden. Ik zal die argumenten een andere keer nog behandelen. Je kan stellen dat overshoot vooral wordt veroorzaakt door een minderheid van de aardbewoners, en dat het huidige aantal mensen veel minder problematisch zou zijn indien de inwoners en vooral de industrieën van de rijkste landen -wij dus- ons energieverbruik drastisch zouden verminderen en vooral onze eetgewoonten ingrijpend zouden veranderen. Maar daarover dus een andere keer wat meer.
Je zou ook kunnen stellen dat het onderstaande essay ietwat onvolledig is: Heinberg werkt hier door enkele lagen van de spreekwoordelijke ajuin heen, maar er blijven meerdere lagen over. Jazeker, het grootste probleem is niet de klimaatcrisis maar ‘overshoot’. Maar waarom is er overshoot? Wel, alles bij elkaar genomen kun je stellen dat overshoot een gevolg is van het systeem dat we ‘kapitalisme’ noemen en van het principe van exponentiële economische groei. Maar waarom willen we exponentiële economische groei als duidelijk is dat die onhoudbaar is en zelfs niet zorgt voor meer welzijn? Dat heeft weer te maken met de manier waarop we ons definiëren in relatie tot onze werkelijkheid, tot de natuur en onze biosfeer. En waarom definiëren we ons op de manier waarop we dat doen? Dat heeft weer te maken met ons overkoepelend wereldbeeld of paradigma, het geheel van wat we geloven over onszelf, over de wereld en het universum, over het bestaan zelf. Enzovoort enzoverder. Maar het is moeilijk doenbaar om in elke stellingname over de ecologische ‘meta-crisis’ doorheen alle lagen van de ajuin te werken, aangezien voor velen onder ons zelfs de eerste lagen nog allesbehalve helder gedefinieerd zijn. Om te beginnen dus, enige bedenkingen over de eerste lagen van de ajuin, namelijk het feit dat we niet moeten hopen op een techno-fix voor wat we de ‘klimaatcrisis’ noemen, en het feit dat die crisis slechts een symptoom is van een veel dieperliggend probleem. Zoals Nate Hagens ons vorige keer ook kwam vertellen.
Dit essay verscheen oorspronkelijk op de site van Post Carbon Institute, waar je hier de oorspronkelijke Engelse versie kan lezen (naast natuurlijk op de Engelstalige versie van deze website).
Het essay verscheen ook al eerder op de site van de Vlaamse Bouwmeester, waar Leo Van Broeck deze tekst selecteerde.
Het essay dateert van 2017, maar heeft nog niets aan actualiteit of dringendheid ingeboet. We zijn sinds 2017 niet in de goede richting geëvolueerd kun je wel stellen, en veel van de maatschappelijke dialoog en beleidsplannen (voor zover die al bestaan) gaan nog steeds uit van de klimaatverandering als belangrijkste ecologische probleem waarvoor adequate technische oplossingen bestaan.
Volgende keer een tweede tekst van Heinberg, waarin hij uitlegt waarom we niet moeten hopen om enkel door de bouw van windmolens en zonnepanelen tot een echte energie-transitie te komen.
Without further ado, geef ik het woord aan Richard Heinberg:
Waarom klimaatverandering niet ons grootste milieuprobleem is en waarom technologie ons niet zal redden
Ons belangrijkste ecologische probleem is niet klimaatverandering. Het is overshoot, waarvan de opwarming van de aarde een symptoom is. Overshoot is een systemisch probleem. In de afgelopen anderhalve eeuw hebben enorme hoeveelheden goedkope energie uit fossiele brandstoffen de snelle groei van de winning, productie en consumptie van grondstoffen mogelijk gemaakt; en deze hebben op hun beurt geleid tot bevolkingsgroei, vervuiling en verlies van natuurlijke habitat en dus biodiversiteit. Het menselijk systeem breidde zich dramatisch uit, waardoor de draagkracht van de aarde voor mensen op lange termijn werd overschreden en de ecologische systemen waarvan we afhankelijk zijn om te overleven werden verstoord. Totdat we dit systemische onevenwicht begrijpen en aanpakken, zal symptomatische behandeling (doen wat we kunnen om vervuilings-dillemma's zoals klimaatverandering te keren, bedreigde soorten proberen te redden en hopen dat we een groeiende bevolking kunnen voeden met genetisch gemanipuleerde gewassen) een eindeloze frustrerende ronde van lapmiddelen vormen die uiteindelijk gedoemd zijn te mislukken.
De ecologie-beweging in de jaren 1970 profiteerde van een sterke infusie van systeemdenken, dat in die tijd in de mode was (ecologie - de studie van de relaties tussen organismen en hun omgeving - is een inherent systemische discipline, in tegenstelling tot studies zoals scheikunde die zich richten op het reduceren van complexe fenomenen tot hun componenten). Als gevolg daarvan stelden veel van de beste milieuschrijvers uit die tijd het moderne menselijke probleem in termen die de diepe verbanden onthulden tussen milieuverschijnselen en de manier waarop de menselijke samenleving functioneert. ‘Grenzen aan de groei’ (1972), een uitvloeisel van het systeemonderzoek van Jay Forrester, onderzocht de interacties tussen bevolkingsgroei, industriële productie, voedselproductie, uitputting van hulpbronnen en vervuiling. ‘Overshoot’(1982), door William Catton, benoemde ons systeemprobleem en beschreef de oorsprong en ontwikkeling ervan in een stijl die iedereen kon waarderen. Er zijn nog veel meer uitstekende boeken uit die tijd.
In de afgelopen decennia echter, toen de kwestie van klimaatverandering de milieuproblematiek is gaan domineren, heeft er echter een belangrijke verschuiving plaatsgevonden in de discussie. Tegenwoordig is de meeste milieu-verslaggeving als een laser gericht op klimaatverandering en worden de systemische verbanden tussen klimaatverandering en andere, steeds erger wordende ecologische dilemma's (zoals overbevolking, het uitsterven van soorten, water- en luchtvervuiling en verlies van landbouwgrond en zoet water) zelden belicht. Het is niet zo dat klimaatverandering geen probleem is. Als symptoom is het een echte ramp. Er is nog nooit zoiets geweest en klimaatwetenschappers en klimaatorganisaties luiden terecht de noodklok. Maar ons falen om klimaatverandering in zijn context te zien kan onze ondergang worden.
Waarom zijn auteurs over milieu en belangenorganisaties gezwicht voor deze tunnelvisie? Misschien is het gewoon omdat ze ervan uitgaan dat systeemdenken buiten het vermogen van beleidsmakers ligt. Het is waar: als klimaatwetenschappers wereldleiders zouden benaderen met de boodschap: “We moeten alles veranderen, inclusief ons hele economische systeem, en snel,” dan zouden ze wel eens ruw de deur gewezen kunnen worden. Een meer aanvaardbare boodschap is: “We hebben een ernstig vervuilings-probleem geïdentificeerd, waarvoor technische oplossingen bestaan.” Misschien concludeerden veel van de wetenschappers die de systemische aard van onze ecologische crisis onderkenden, dat als we deze ene ‘alles of niets’ milieucrisis met succes kunnen aanpakken, we tijd kunnen winnen om andere crises aan te pakken die in de coulissen staan te wachten (overbevolking, uitsterven van soorten, uitputting van hulpbronnen, enzovoort).
Als klimaatverandering kan worden gezien als een op zichzelf staand probleem waarvoor een technologische oplossing bestaat, kunnen economen en beleidsmakers op vertrouwde weiden blijven grazen. Technologie - in dit geval zonne-, wind- en kerncentrales, maar ook batterijen, elektrische auto's, warmtepompen en, als al het andere faalt, het beheer van zonnestraling via atmosferische aërosolen - bepaalt ons denken over onderwerpen als financiële investeringen en industriële productie. Deelnemers aan de discussies hoeven niet het vermogen te ontwikkelen om systemisch te denken, noch hoeven ze het systeem aarde en hoe menselijke systemen daarin passen te begrijpen. Ze hoeven zich alleen maar bezig te houden met het vooruitzicht om bepaalde investeringen te verschuiven, taken voor ingenieurs op te stellen en de daaruit voortvloeiende industrieel-economische transformatie in goede banen te leiden om ervoor te zorgen dat nieuwe banen in groene industrieën de banen compenseren die verloren zijn gegaan in de kolenmijnen.
De strategie van het kopen van tijd met een techno-fix veronderstelt ofwel dat we in staat zullen zijn om systemische verandering teweeg te brengen op een niet nader gespecificeerd moment in de toekomst, ook al kunnen we het nu nog niet (op het eerste gezicht een zwak argument), ofwel dat klimaatverandering en al onze andere symptomatische crises in feite vatbaar zullen zijn voor technologische oplossingen. De laatste denkpiste is weer comfortabel voor managers en investeerders. Iedereen houdt immers van technologie. Het doet al bijna alles voor ons. In de afgelopen eeuw heeft het een heleboel problemen opgelost: het heeft ziektes genezen, de voedselproductie uitgebreid, het transport versneld en ons voorzien van informatie en entertainment in hoeveelheden en variëteiten die niemand zich ooit had kunnen voorstellen. Waarom zou het niet in staat zijn om klimaatverandering en de rest van onze problemen op te lossen?
Natuurlijk betekent het negeren van de systemische aard van ons dilemma alleen maar dat zodra we één symptoom onder controle hebben, er waarschijnlijk een ander losbreekt. Maar, van cruciaal belang: is klimaatverandering, opgevat als een geïsoleerd probleem, volledig behandelbaar met technologie? Ik heb mijn twijfels. Ik zeg dit na vele maanden samen met David Fridley van het energieanalyseprogramma van Lawrence Berkeley National Laboratory de relevante gegevens te hebben bestudeerd. Ons resulterende boek, 'Our Renewable Future', concludeerde dat kernenergie te duur en te riskant is; ondertussen hebben zonne- en windenergie beide last van intermittentie, waardoor (zodra deze bronnen een groot percentage van de totale elektrische energie gaan leveren) een combinatie van drie strategieën op grote schaal nodig zal zijn: energieopslag, overvloedige productiecapaciteit en aanpassing aan de vraag. Tegelijkertijd zullen wij in industriële landen het grootste deel van ons huidige energieverbruik (dat plaatsvindt in industriële processen, verwarming van gebouwen en transport) moeten elektrificeren. Alles bij elkaar belooft de energietransitie een enorme onderneming te worden, ongekend wat betreft de vereisten voor investeringen. Toen David en ik een stap terug deden om de omvang van de taak te beoordelen, zagen we geen manier om de huidige hoeveelheden van de wereldwijde energieproductie tijdens de overgang te handhaven, laat staan om de energievoorraden te verhogen om de voortdurende economische groei te voeden. De grootste overgangshindernis is schaal: de wereld verbruikt momenteel een enorme hoeveelheid energie; alleen als die hoeveelheid aanzienlijk kan worden verminderd, vooral in industriële landen, kunnen we ons een geloofwaardig pad naar een koolstof-vrije toekomst voorstellen.
Het verkleinen van de energievoorziening van de wereld zou de facto ook leiden tot het verkleinen van de industriële processen van grondstofwinning, productie, transport en afvalverwerking. Dat is een systemische ingreep, precies van het soort waar de ecologen van de jaren '70 om vroegen, die de mantra “Verminderen, hergebruiken en recycleren” bedachten. Het raakt de kern van het overschoot-dilemma, net als bevolkingsstabilisatie en -vermindering, een andere noodzakelijke strategie. Maar het is ook een begrip waar technocraten, industriëlen en investeerders buitengewoon allergisch voor zijn.
Het ecologische argument is in de kern een moreel argument -zo leg ik meer gedetailleerd uit in een net verschenen manifest ("There's No App for That: Technology and Morality in the Age of Climate Change, Overpopulation, and Biodiversity Loss"). Elke systeemdenker die overshoot begrijpt en powerdown als behandeling voorschrijft, is effectief bezig met een interventie op verslaafd gedrag. De maatschappij is verslaafd aan groei en dat heeft verschrikkelijke gevolgen voor de planeet en in toenemende mate ook voor ons. We moeten ons collectieve en individuele gedrag veranderen en iets opgeven waar we afhankelijk van zijn - macht over onze omgeving. We moeten onszelf in toom houden, zoals een alcoholist drank afzweert. Dat vereist eerlijkheid en zelfonderzoek.
In haar beginjaren voerde de milieubeweging dat morele argument aan en tot op zekere hoogte werkte het. Bezorgdheid over de snelle bevolkingsgroei leidde tot inspanningen voor gezinsplanning over de hele wereld. Bezorgdheid over de achteruitgang van de biodiversiteit leidde tot de bescherming van habitats. Bezorgdheid over lucht- en watervervuiling leidde tot een heleboel regelgeving. Deze inspanningen waren niet voldoende, maar ze toonden wel aan dat het framen van ons systemische probleem in morele termen op zijn minst enige tractie kon krijgen.
Waarom is de milieubeweging niet volledig geslaagd? Sommige theoretici die zichzelf nu “bright greens” of “eco-modernisten” noemen, hebben de morele strijd helemaal opgegeven. Hun rechtvaardiging hiervoor is dat mensen een toekomstvisie willen die vrolijk is en waarvoor geen offers nodig zijn. Nu, zeggen ze, biedt alleen een technologische oplossing hoop. Het essentiële punt van dit essay (en mijn manifest) is simpelweg dat, zelfs als het morele argument faalt, een techno-fix ook niet zal werken. Een gigantische investering in technologie (of het nu gaat om de volgende generatie kernenergie of geo-engineering met zonnestraling) wordt aangeprezen als onze laatste hoop. Maar in werkelijkheid is het helemaal geen hoop.
De reden voor het falen van de milieubeweging tot nu toe was niet dat ze een beroep deed op de morele gevoelens van de mensheid - dat was in feite de grote kracht van de beweging. De inspanning heeft gefaald omdat ze niet in staat was het centrale organiserende principe van de industriële samenleving te veranderen, wat ook haar fatale fout is: haar hardnekkige streven naar groei tegen elke prijs. Nu zijn we op het punt waar we er eindelijk in moeten slagen om het groeiprincipe te overwinnen, of het falen onder ogen moeten zien, niet alleen van de milieubeweging, maar van de beschaving zelf.
Het goede nieuws is dat systemische verandering fractaal van aard is: het impliceert of sterker nog, het vereist actie op elk niveau van de samenleving. We kunnen beginnen met onze eigen individuele keuzes en gedrag; we kunnen werken binnen onze gemeenschappen. We hoeven niet te wachten op een louterende wereldwijde of nationale ommekeer. En zelfs als onze inspanningen de consumptieve industriële beschaving niet kunnen “redden”, kunnen ze wel de zaden planten van een regeneratieve menselijke cultuur die het waard is om te overleven.
Er is nog meer goed nieuws: als wij mensen er eenmaal voor kiezen om ons aantal en onze consumptiesnelheid te beperken, kan technologie ons daarbij helpen. Machines kunnen ons helpen onze vooruitgang te monitoren en er zijn relatief eenvoudige technologieën die kunnen helpen de benodigde diensten te leveren met minder energieverbruik en milieuschade. Sommige manieren om technologie in te zetten kunnen ons zelfs helpen om de atmosfeer schoon te maken en ecosystemen te herstellen.
Maar machines zullen niet de belangrijkste keuzes maken die ons op een duurzaam pad zullen zetten.
Wél een systeemverandering gedreven door moreel ontwaken: het is niet alleen onze laatste hoop; het is de enige echte hoop die we ooit hebben gehad.
Richard Heinberg